donderdag 29 mei 2025

de opstandige stad

 



het sluiten van dierenweides lijkt een ritueel voorstel bij bezuinigingen.

ook in 2014 stond de verschraling van wat een stad leuk maakt al op

het zure menu

(lees: oud nieuwegein-de-dierenweide.)

dat is dus niet heel bijzonder.

wél bijzonder is de redenering van het ambtelijk apparaat zoals te lezen

in de zogenaamde kadernota. wie het stukje leest rond de dierenweides

zou toch graag eens koffie drinken met de opstellers van de tekst.

'maatschappelijke onrust, eventueel te reduceren door de terreinen

om te toveren tot hondenuitlaatgebied'.

ja, excuus, ik kies er maar wat uit en dan is de context weg. maar toch ….


de opstandige stad


al jaren zuchten burgers onder 't veel te strenge juk

al jaren groeit hier langzaamaan venijn

het wordt steeds minder leuk in nieuwegein

waar is nog plek voor klein geluk?


al jaren groeit de zorg in het stadshuis

de onrust in de stad neemt toe

men wil het dempen maar weet niet hoe

nu vreest men schorremorrie en gespuis


want ja, bewoners van de stad doen gek

het gaat hier vast een keer verkeerd

de jeugd wordt zelfs gemobiliseerd

er hangen prenten vol protesten aan het hek


er komen steeds meer mensen bij

maar wat ontspanning biedt verdwijnt

het gezag wordt straks nog ondermijnd

door actiegroep 'de dierenwei'


© ton de gruijter

donderdag 1 mei 2025

de vreedzame stad

 



we hebben vreemde tijden.

vlak voor het oranjefeest zegt de koning, in zijn jonge jaren ‘prins pils’,

dat we ons tot de tanden moeten bewapenen.

ons gastvrij stadshuis wordt bewaakt door een geharnast figuur.

en binnenkort staan we stil bij dodenherdenking, ingetogen,

en vieren we onze vrijheid, opgetogen.

onze vrijheid, die zo vanzelfsprekend lijkt is dat allerminst.

een en ander doet me denken aan de tekst ‘vredeskrijger’

die ik opnam in de bundel ‘stadsparabelen’, een boekje

waarin de lotgevallen van de bewoners van een jonge stad

worden verteld. het zou, met wat fantasie, over ons kunnen gaan.

over nederland, over nieuwegein.

ik wens u vredevolle tijden.



de vredeskrijger


die avond werd net op de grens van de nacht

en vlak voor het sluiten van bruggen en poort

door hen die toen werkten als wacht

een stem uit het duister gehoord


een vreemde,

nooit eerder gezien,

vertelde te reizen, 

‘een bed’ was zijn vraag,

‘een brood in de ochtend misschien’

(voor ’n volgende stad was zijn voetgang te traag)


zij lieten hem in, 

gaven vlees op een bord

en wijn in een kruik, 

maar zij vroegen hem toen

waarom hij met staal was omgord

als hij hen geen kwaad wilde doen


hij sprak hen van vrede, 

hoe kwetsbaar zij was,

van wreedheid, 

begaan verderop in het land,

van levens, 

gebroken als glas,

van steden als deze, 

de huizen in brand


‘zo draag ik een zwaard, 

lans en dolk

een schild en een helm, 

steeds gekleed voor de slag

zo hoed ik het vlees van mijn volk,

want niemand heeft weet van een volgende dag

uw vrede, zij faalt

wanneer zij de blikken niet scherpt

wanneer zij de spieren niet staalt

voor als er zo’n dag zwarte schaduwen werpt’


nadat hij vertrok stak de smid een woest vuur

en ieder kreeg helm, schild en zwaard

en nooit was er ooit nog een lichthartig uur

want ijzer en vree waren anders van aard



© ton de gruijter