nieuwegein, april 2021
het is al acht aprillen terug
dat onze burgervader, met gebogen rug,
een koningslinde plantte in het park,
midden in de o zo stenen stad
en wind noch regen hield hem tegen
ook dit jaar weer begon april
koud en kil, en guur en nat
het leek alsof het vuur verdween
uit onze o zo stenen stad.
het leek alsof het vuur
uit nieuwegein verdween
maar vuur verdwijnt niet,
u bent vuur
u, de inwoner, de buur
van vreeswijk tot aan galecop,
rijnhuizen tot batau
wanneer de steen vergrauwt,
een plant benauwd door hagel
toch ontluikt
wanneer het water door de doorslag
donker stroomt en koude onderstroom
vermoeden doet,
dan bent u vuur,
want u bent warmte in een stad
u bent waardoor de stenen leven
u bent het nemen en het geven
u bent het werken, wonen, minnen
u draagt de stadse ziel vanbinnen
en dan, wanneer u in zo’n stad
het uwe doet en meer dan dat
wanneer u onbedoeld als fine fleur
de stad verfijnt met passie, met uw kleur
wanneer u met een blij gemoed
of uit een soort van plicht
iets moois voor de gemeenschap doet
of iets voor anderen verlicht
en u het algemeen belang het uwe maakt
dan voelt de stad, door u, ook in april
dat koud en kil begon,
uiteindelijk de zon
het is nu al weer acht jaar later
dan die acht aprillen terug
zo lang al staat de geinse linde
die hier trots de lindetakken draagt
zijn kroon hoort in de voorjaarswinden
‘het heeft zijne majesteit behaagd’
© ton de gruijter
ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van nieuwegein schrijf ik maandelijks een gedicht voor de stad en haar bewoners.
het stadsdichterschap is een initiatief van bibliotheek de tweede verdieping.