nieuwegein, augustus 2021
en och, dit noest en nijver volk,
bekwaam in slopen en weer bouwen,
dit volk van ‘handen uit de mouwen’
valt nieuwe verantwoordelijkheid ten deel
en och, dit volk van mooi en meer en ook moderner
sloeg oude panden neer
en na het stof verrees een kraan
en reden zwaarbeladen auto’s af en aan,
als mieren gingen zij tekeer
dan stond er wéér een bieb
of stadhuis nummer ‘weet-ik-veel’
nu valt een nieuwe verantwoordelijkheid ten deel
aan hen, die déze stenen nooit beroerden
men zwijgt, is stil van erfgoed, waterlinie, ‘op de kaart!’
er is dus toch nog iets bewaard
en hoe moet men dat hoeden?
hoe stopt men bouwlust, afbraak, bomenkap
hoe lastig slingert het verleden plots
door ’t ongeduldig heden
hoe moet men hoeden wat door lang vergeten lieden
is ontworpen, uitgedacht, gecorrigeerd
hoe moet men hoeden wat door allang gestorven handen
werd aangesleept, werd opgetrokken, gevormd, gemodelleerd
hoe moet men hoeden wat nooit deed wat het moest doen
omdat ook al in de tijd van toen het heden sneller kwam
dan men ooit kon bevroeden?
een enkeling gebruikt het woord ‘ontzag’,
geschrokken door ’t geluid van dagjesmens, vertier
beducht voor plotseling plezier,
en vrezend voor het hedendaags verzet,
ballonnenpret, de lucht van frietjes mét,
beducht voor wat het wordt
met batterijen, kazemat, de plofsluis
of met hier en daar zo’n fort
© ton de gruijter
ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van nieuwegein schrijf ik maandelijks een gedicht voor de stad en haar bewoners.
het stadsdichterschap is een initiatief van bibliotheek de tweede verdieping.